
“Wat doe jij hier?”, vraagt psychotherapeut aan Alter Ego. “Verwacht niet dat ik jou de biecht afneem.”
“Ik wordt wakker uit een nachtmerrie”, zegt Alter Ego. Hij wijst naar Paashaas op de sofa. “Hij verleidt mij tot iets dat strafbaar is. Diefstal en heling! Daarom ben ik dit keer persoonlijk meegekomen.”
“Doen we dat soms niet allemaal?” vraagt de psychotherapeut.
Paashaas krabt zich achter de oren, strekt zijn poten, “Was ik maar een buideldier met al die eieren. Daar droom ik over. Jij, Alter Ego, sleur ik als een last op m’n rug overal mee naar toe. Samen met de gestolen eieren, want eieren kan ik niet leggen. Dat verstoort op ruwe wijze mijn levensplezier. Ons samenzijn wordt op deze manier niet tot volle wasdom gebracht.”
Paashaas zucht, haalt diep adem. “Ik sta daar tussen de struiken in de border en denkt vol schuldgevoel aan de Tien Geboden. Gij zult niet stelen. Eert uw vader en uw moeder hoort daarbij. Zij waren tenminste nog goudeerlijk.”
“Doen we dit soms niet allemaal?“, vraagt de psychotherapeut.
“Kan zijn”, antwoordt Alter Ego, “maar Paashaas is een borderliner. Ik probeer hem op te beuren en uit zijn verstarde zelfbeeld te halen door mijn liefde voor pinksterbloemen met hem te delen. Vergeefs. Dan leg ik maar een ei onder z’n kont. Kan hij in zijn eenzaamheid tenminste daarop broeden”.
“Doen we zoiets soms niet allemaal?“, vraagt de psychotherapeut.
“Ik broed inderdaad van alles uit”, zegt Paashaas, “Daarom weet ik een ding zeker. Alter Ego’s pinksterbloementherapie is zó ontzettend déjà-vu.”
“Vinden we dit soms niet allemaal?“, vraagt de psychotherapeut.
“Ik in ieder geval”, antwoordt Paashaas. Soms zeg ik tegen mijzelf, kom op, herrijs uit deze tuin, stap weer in het leven! Ga eens zwart werken tijdens Sinterklaas, verandering van spijs doet eten! Maar bij het eerste zuchtje tegenwind tuimel ik om en moet Alter Ego mij weer overeind zetten. Een keer per jaar een aantal loopjes naar het kippenhok of legbatterij met Alter Ego op m’n rug lukt nog net. Bij de juiste maanstand overal gestolen eieren verstoppen, daarna weer terug naar m’n stekje in de border. Wij dieren worden daardoor instictief gedreven.”
“Doen we dit soms niet allemaal?“, vraagt de psychotherapeut.
“Meneer de psychiater”, zegt Alter Ego,”Paashaas kan best …” Psychotherapeut breekt Alter Ego af. “Psycholoog, Alter Ego! Ik ben psycholoog! Als ik psychiater was, had Paashaas hier niet op de sofa gelegen. Dan had ik medicijnen voorgeschreven.” Hij kijkt naar Paashaas en denkt, “Of hem platgespoten.”
Psychotherapeut wendt zich tot Paashaas “Hoe vul jij je tijd eigenlijk, Paashaas?”
“Ik verkoop rust”, zegt Paashaas.
“Zeventig cent per minuut”, vult Alter Ego hoofdschuddend aan. “Ik ben zijn beste klant.”
“Doen we dit soms niet allemaal?“, vraagt de psychotherapeut.
Psychotherapeut wrijft nadenkend over z’n kin. “Paashaas, jouw symboliek ligt opgesloten in een ver voornamaals. Je klampt krampachtig vast aan rituelen en symbolen uit een ver, ver verleden. Je jaarlijkse loopjes zijn een ritueel. De bont geschilderde eieren staan symbool voor relikwieën, die inmiddels in een ander jasje zijn gestoken.”
“Hmm…”, Paashaas slaat zijn ogen ten hemel, “Ja, is enigzins herkenbaar. De wereld staat bol van rituelen en bonte symbolen, die niet doorgeprikt worden. Ik mag weliswaar geen eieren stelen, maar die eieren zijn voor mij een tastbaar symbool voor hoopvol leven, waarin ook voor mij een ander leven ligt opgesloten. Zoiets als Deus et maxima …”
Nu breekt psychotherapeut Paashaas af. “Bedoel je Deus ex machina, Paashaas?”, vraagt psychotherapeut. “Deus et maxima is een Freudiaans cognitieve metafysische verspreking, die recentelijk vaker opduikt om nog onduidelijke redenen. Deus ex machina is het, Paashaas! Maar verkijk je niet, Nietsche moest vroeger daarover al wenen, kreeg er migraines van en zocht zijn heil bij een Freud-adept in Wenen.”
“Ja, dat bedoel ik, precies, Deus ex machina. Sorry voor de verspreking, zo was het niet bedoeld. Zoek er vooral niets achter. Dat maakt het nodeloos ingewikkeld. Mijn relatie met Alter Ego wil ik niet nog meer verstoren”, zegt Paashaas. “Ik ken mijn klassiekers en wonderlijke Pappenheimers. Deus ex machina, een goddelijk wonder op het allerlaatste moment. Redding uit de hemel door de Goden! Wat een theater! …”
“…Anderen wanen zich in Jurrassic Park, maar mij wordt een theater ex kippenhok of legbatterij opgedrongen. Nee, dan Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes, die vernamen de wonderbare redding van een teloor gegaan leven nog uit de eerste hand. Mijn eieren zijn zo’n redding niet gegund. Mij rest alleen een kippenhok en tuin als theater en blijf met lege voorpoten achter.”
“Denken we soms niet allemaal zo?“, vraagt de psychotherapeut.
Paashaas zucht diep en haalt adem, “Dat betwijfel ik, maar ik kan slechts eieren verstoppen, die mij hardvochtig worden ontnomen. Alom is de begeerte naar nieuw leven blijkbaar groot. Door ontzetting versteend, uitgehakt in hout, van plastic of van chocolade blijf ik verbijsterd achter, waarin zelfs Alter Ego niet kan doordringen. Na Pasen weggezet op een plank in de garage of omgesmolten tot een chocoladeklaas. En dan komt Alter Ego met een pinksterbloementherapie aanzetten? Waar haalt-ie het vandaan! Zoiets is voor mij toch onbereikbaar? Het is alles zó liefdeloos. Zo uitzichtloos. En ik ben echt niet de enige, die er zo over denkt.”
“Meneer de psychotherapeut”, komt Aller Ego ertussen, “ik zeg zo vaak tegen Paashaas, dat er alternatieven zijn die perspectief bieden.”
“Ontwaak, Paashazen der Aarde!”, roep ik in zijn oren, “Paashazen, maak een wild geraas! Werp af uw lot, het leven is geen loterij! Neem uw stok op en wandel naar de baas van Sinterklaas in Rome. Onderweg overal onderkomen! Paashazen, strijdt rij aan rij voor erkenning van jullie onschatbare waarde!…”
“… Maar Paashaas verdomt het, hij wil niet luisteren, laat staan iets doen. Indolentie vult zijn gemoed van top tot teen. Om moedeloos van te worden!”
“Maken we dit soms allemaal niet mee?“, vraagt de psychotherapeut.
“Ja,” zegt Paashaas, “en nog veel meer. Alter Ego en ik hebben onze vader en moeder altijd geëerd. Zij waren voor ons de Koning en de Koningin des Levens. Zoals gezegd, goudeerlijk waren ze. We hebben hen aanbeden, slechts zelden vervloekt. Maar ze zijn spoorloos verdwenen, meegesleurd in stortvloeden van symboliek en rituelen. Nooit meer teruggekomen. We weten niet eens waar ze zijn gebleven. Tot overvloed van ramp heb ik nu zelfs geen eieren meer en ben alleen achtergelaten met Alter Ego, die alsmaar in de weg zit. Het is alles zó liefdeloos. Zo on-ge-lóóf-lijk liefdeloos. Het áller-, állerergste, er komt geen einde aan. Het is domweg niet meer te bevatten!”
“Begrijpen we het soms allemaal niet?“, vraagt de psychotherapeut.
“Ja, meneer de psycholoog”, beaamt Alter Ego, “alweer zó déjà-vu. Wij hebben dit samen allemaal gedacht, gedaan, meegemaakt, gedeeld, nooit begrepen en elkaar soms vergeven. Daarom houden we van elkaar”.
Psychotherapeut staat op, kijkt peinzend naar buiten op de tuin. “Holy shit, morgen is het alweer Pasen, ik moet het het gras nog maaien”, denkt hij, “Die twee hebben nog een lange weg te gaan voordat openbaringen hen het licht laten zien. Tegen die tijd ben ik, Deo volente, psychiater. Zeven euro per minuut. Plus een vette bonus voor de medicijnen.“
-o-o-o-