
Het Europees Parlement kan in relatie tot de EU worden vergeleken met de centrale ondernemingsraad van een multinationale onderneming.
Het Europees Parlement is ook na de herformulering van Artikel 14.2 in het Verdrag van Lissabon en zoals de formulering in Artikel 10.1 duidelijk maakt, geen representatief orgaan van één soeverein Europees Volk.
Dit spitst zich toe op het feit dat dat de samenstelling van het aantal toegewezen parlementszetels aan een lidstaat uitsluitend een afspiegeling is van de politieke verhoudingen in lidstaten en het aantal zetels per lidstaat wordt vastgesteld op basis van het aantal inwoners van deze lidstaat met een minimum van zes zetels voor kleine lidstaten.
Kortom, de aanspraak, dat het Europees Parlement een democratische geligitimeerde volksvertegenwoordiging is op Europees niveau, struikelt simpelweg op het feit dat er geen sprake is van één Europees volk. Misschien mag dat in de verre toekomst anders zijn, is, maar nu is de EU een gemeenschap van verschillende volkeren, die per land worden weerspiegeld in het Europees Parlement.
De EU is een verbond van staten, geen Europese Bondstaat. Parlementen van de lidstaten kunnen weliswaar autonomie aan dit verbond overdragen, maar zij zijn de soevereine eigenaren van het Verdrag van Lissabon, niet het Europese Parlement. In het bedrijfsleven zou men de rol van het Europees Parlement in relatie tot de EU kunnen vergelijken met de Ondernemingsraad van een multinationale onderneming.
Politieke processen in de Brusselse Republiek.
Ondertussen is het inmiddels zover gekomen, dat noch het Europees Parlement, noch souvereine parlementen van lidstaten de soevereine macht bezitten op tal van terreinen wetgeving te maken, deze goed of af te keuren en politiek beleid van dit verbond te sturen ondanks dat nationale parlementen eigenaren zijn van het Verdrag van Lissabon. Lees hier hoe lijsttrekker Jean-Claude Juncker reeds in 1999 dit paradoxale beleid verwoordde in Der Spiegel.
Wat gebeurt, indien souvereine parlementen niet kunnen ingrijpen? Hoe werken deze politieke mechanismen?
Vóór de invoering van het eurosysteem, was er de Economische Monetaire Unie, waar deelnemende staten konden of moesten uitstappen, indien bijvoorbeeld betalingsplichten door staten en banken niet konden worden nagekomen.
Met het Verdrag van Maastricht en de invoering van de euro werd de geldpolitiek echter naar Europees niveau getild. Tegelijkertijd werd fiscaal beleid met boeteclausules ingevoerd vanuit Brussel, waarbij nationale parlementen het nakijken kregen.
Uittreden werd min of meer onmogelijk gemaakt, hoewel afkopen door lidstaten van staatsschulden oorspronkelijk nog was uitgesloten, zoals in het EMU. In het kielzog van Lehmann Brothers en de eurocrisis, transformeerde vervolgens het centrale monetaire eurosysteem (ECB) om politieke redenen naar een schuldvereffeningssysteem (Brussel) voor staten en banken.
Met als gevolg dat een zuivere scheiding van geldpolitiek (ECB) en fiscale politiek (Brussel) dankzij deze politieke mechanismen niet meer mogelijk is. De souvereine monetaire geldpolitiek op Europees niveau is links en rechts ingehaald door ondemocratisch vastgesteld fiscaal beleid dat evenwel op lidstaat niveau wordt uitgevoerd en aangepast naar gelang de omstandigheden en politieke haalbaarheid. De ECB kocht tijd zodat politieke mechanismen hun werk konden doen.
Politici, die oppervlakkig verstand van monetaire geldpolitiek hebben, verwijten nu critici ‘euro-scepticisme’ of zelfs vijandelijkheid jegens Brussel, maar gaan volledig voorbij aan het gebrek aan democratische legitimatie van dit beleid dankzij de mogelijkheden van het Verdrag van Lissabon, waarvan nationale parlementen de souvereine eigenaren zijn.
Een parallel betoog kan worden opgezet voor het buitenlandse politieke beleid van de EU en het Transatlantisch Trade and Investment Partnership (TTIP).
Verkiezingen! Maar wat daarna?
Zo vlak voor de Europese verkiezingen zou iedereen eens kunnen nadenken over de politieke rangorde en politieke verhoudingen onder het Verdrag van Lissabon en wat dit betekent voor politieke discipline en politieke ethiek in de EU, voor het eurosysteem en uiteindelijk voor de verschillende volkeren in Europa. En daarbij vooral niet het Transatlantisch Trade and Investment Partnership (TTIP) vergeten in deze overwegingen mee te nemen.
Besef dan dat onder de huidige Grondwet van het Europese Project – het Verdrag van Lissabon – een ‘én-én’ Éuropees politiek beleid soevereine volksdemocratie is uitgesloten en nog steeds soevereine nationale parlementen op tal van gebieden op subtiele politieke wijze buitenspel worden gezet.
Het zou rampzalig zijn wanneer democratie nog verder wordt wordt opgeofferd terwille van de redding van de euro, staten, banken en de eenwording van Europa.
Ergo Europa, quo vadis?